Ballade van een
ongelukkige goudzoeker
Muziek/tekst: Rolf Kramer, september
2010
Lied 91
De dag van ons huwelijk
abject en afschuwelijk
was ik twintig jaar
Jij was al tachtig
en vond alles prachtig
zag geen gevaar
Ik dacht: stop met zeuren
want dit moet gebeuren
dus nu geen gemaar
Nog heel even wachten
na enkele nachten
ben ik miljonair en jij de sigaar
Onverwacht werd jij laatst honderdtwintig
wees niet verbaasd
maar ik heb al haast
de pensioensgerechtigde leeftijd bereikt
Ik had verwacht dat jij in een paar weken
het loodje zou leggen
laat ik het zo zeggen:
’t is toch bizar
dat jij Magere Hein steeds ontwijkt
Rimpels ontbinden
dat wat ik beminde
in jouw gezicht
Dof staan je ogen
je rug erg gebogen
je knieën ontwricht
Kun je het laten
voortdurend te praten
over staar en jicht?
’t Duurt al zo lang en
ik voel me gevangen
Deed jij je ogen maar eens dicht
Onverwacht werd jij laatst honderdtwintig
wees niet verbaasd
maar ik heb al haast
de pensioensgerechtigde leeftijd bereikt
Ik had verwacht dat jij in een paar weken
het loodje zou leggen
laat ik het zo zeggen:
’t is toch bizar
dat jij Magere Hein steeds ontwijkt
Het is echt schandalig
ik ben erg inhalig
en alles zo zat
Mijn man (bijna) zaliger
is nog inhaliger
wist je dat?
De tijd voor jouw sterven
liet jij niet bederven
jij nam een groen blad
Al kreeg je de doodstraf
het groen is van mij af
ik heb het met dit al gehad
Maar wacht eens
ik kan ook het hetzelfde doen
Na jouw heengaan
neem ik een blad
zacht, lief en groen
Een goudzoeker
die mijn laatste jaren
naast mij zal staan
Onverwacht werd jij laatst honderdtwintig
wees niet verbaasd
maar ik heb al haast
de pensioensgerechtigde leeftijd bereikt
Ik had verwacht dat jij in een paar weken
het loodje zou leggen
laat ik het zo zeggen:
’t is toch bizar
dat jij Magere Hein steeds ontwijkt
’t is toch bizar
dat jij Magere Hein steeds ontwijkt