Kind van God
Muziek/tekst: Rolf Kramer, juni 2010
Lied 89
Je vader was nabij de dood
de nacht dat jij werd gebaard
Zijn laatste ademstoot
had hij voor dit moment bewaard
maar toen jouw eerste lach weerklonk
zei hij diep verrukt:
“Jij bent bijzonder
jij bent het wonderkind
door God vanavond hier gebracht
Jij bent ontboden
jij bent een godenzoon
want heel diep in jou schuilt
een ongelooflijk heldere kracht
Jij werd verwacht”
En enkele dagen later
kwam ’t licht in vaders leven terug
zijn ziekte was snel van de hand
Hij was nooit een prater
maar keerde zwijgen toen de rug
en trok met jou van land tot land
en de mensen riepen overal:
“Heel mij, heel mij
kom en maak mij beter
kind van God”
Jaar na jaar verstreek
je werd een mooie jongeman
Elke dag een preek
eenieder in de ban
Soms vroeg je: “Vader, wie ben ik?”
en dan zei hij verrukt:
“Jij bent bijzonder
jij bent het wonderkind
door God die avond hier gebracht
Jij bent ontboden
jij bent een godenzoon
want heel diep in jou schuilt
een ongelooflijk heldere kracht
Jij werd verwacht”
Maar niet iedereen werd beter
de twijfel sloeg vaak in je hart
toch hield jij je immer groot
De vuren werden almaar heter
en schroeiden stukjes wereld zwart
zo ging er eens een meisje bijna dood
en zij sprak tot jou in bed:
“Heel mij, heel mij
kom en maak mij beter
kind van God”
Maar niets ging als het moest
zij stierf in jouw armen
en later werd jij ziek
want jij was ook besmet
’t Ontbrak je vader aan repliek
gekluisterd aan je bed
“Het spijt me, lieve jongen
jij was toch geen godenzoon
maar een mens
ja een mens
gewoon als jij en ik
Slaap zacht”